Sunday, November 20, 2011

Gijs Karten (Zaandam 30 april 1917) een virtuoos Nederlandse klarinettist



Interview van Gijs Karten in het Algemeen Dagblad van 27 december 1986


Klarinettist Gijs Karten, van 1937 tot 1947 lid van het toenmalig Palestine Symphonic Orchestra: De mooiste tijd van mijn leven... (foto André Verheul)



GIJS KARTEN: Onder Toscanini spelen, dat vergeet je nooit

Door Doron Nagan

HILVERSUM – Gijs Karten is de zeventig gepasseerd, woont in een rustige wijk van Hilversum. Zijn klarinet raakt hij nooit meer aan.
Je kunt aan zijn gezicht niet aflezen dat hij vanaf de oprichting, tien jaar lang, in het Israelisch Philharmonisch Orkest heeft gespeeld. Maar als hij er over praat lichten zijn blauwe ogen op alsof het gaat over een sprookjesland.
”De mooiste tijd uit mijn leven”, roept hij geëmotioneerd.
Van 1937 tot 1947 zat Gijs Karten als klarinettist in het toenmalige Palestine Symphonic Orchestra, later omgedoopt in het Israelic Philharmonic Orchestra. ”Soms zit ik in mijn auto gewoon te huilen als ik de radio aan heb en ik muziek hoor die wij daar speelden”, zegt hij.


JOODSE MUSICI
Het orkest, gevormd uit joodse musici die voor het fascisme naar Palestina vluchtten, zocht uiteraard ook klarinettisten.
”Ze konden geen joodse klarinettist vinden”, herinnerde Karten zich." De Nederlandse-joodse klarinettist Louis Staal zat er in het begin, maar ging kort na de oprichting in december 1936 weg.
Ik zat toen nog op het conservatorium en speelde ook in de Lou Bandy Revue. Dat was een echte grote show, met meisjes, dat was de mode toen in Holland. Het waren slechte tijden. Ik wilde wel in een symphonie-orkest spelen, maar dat betaalde slecht. Bij de Revue verdiende je beter.

”Op een dag kwam iemand vragen of ik proef wilde spelen in Zürich, voor het orkest in Palestina – zo noemden wij Israel toen. Dat was moeilijk, omdat je bij de Revue elke dag speelde, zonder rust. Je was blij als je werk had, natuurlijk. Maar ik heb voor het proefspel vrij gevraagd en ook gekregen”.


Eenmaal aangenomen vertrok Gijs Karten per boot naar het beloofde land. Zijn vrouw Lena, nog in verwachting van het eerste kind, bleef achter.
”Onze dokter zei dat wij nooit naar Palestina moesten gaan omdat ze daar niets van dokters wisten en geen koemelk hadden. Dus is onze zoon hier geboren”, vertelt mevrouw Karten. ”Pas toen hij zes weken was, vertrok ook ik per boot naar palestina. Daar bleek al gauw dat onze dokter in Holland het helemaal mis had”.

HEBREEUWS
”Onze zoon Rimsky ging er later ook naar school”, zegt mevrouw Karten. ”Al spoedig sprak hij Hebreeuws. En als wij thuis Hollands spraken riep hij altijd streng: ’Rak Ivrit! – alleen maar Ivrit praten!’ Ook moesten wij van hem sabbat houden. Nu spreekt hij geen woord Hebreeuws meer”.
Gijs Karten pakt de draad van zijn verhaal weer op: ”Je had in het orkest geen eerste, tweede of derde blazers, maar mensen die op alle plaatsen konden zitten. Dat was een idee van Hubermann, de oprichter van het orkest. Maar toen kwam dirigent Arturo Toscanini en die stond erop dat ik eerste klarinettist zou worden. Ik was nog een snotneus, twintig jaar oud en had nog nooit in een symphonie-orkest gespeeld.”
Karten heeft dan ook bij zijn afscheid van het orkest een getuigschrift ontvangen waarin de namen van de dirigenten met wie hij gespeeld heeft keurig vermeld staan: Toscanini, Weingartner, Sargent, Steinberg, Dobrowen, Szenka, Münch. Aparte brieven met erkentelijke teksten kreeg hij van Weingartner en maestro Toscanini.


”Onder Toscanini spelen, dát vergeet je nooit”, zegt Karten. Zijn ogen glinsteren.
”Dat was de grootste ervaring in mijn leven. Hij had overal een vreselijke naam. Hij heeft een keer het Residentie-orkest gedirigeerd en tientallen musici weggestuurd.”
Maar heel eigenaardig, bij ons was hij ontzettend aardig. Het was een schat van een man, je speelde bij hem ver boven je vermogen. En je kon ook niets mis spelen. Hij stond vaak met één hand te dirigeren en dan kwam ineens de andere hand omhoog: dan gaf je alles. Het had alleen het nadeel dat je daarna niets meer goed vond".

ENTHOUSIAST
”En dat orkest! Die strijkers, zoiets heb ik in vijftig jaar nooit gehoord, ook niet bij het Concertgebouworkest. Alle musici waren vreselijk enthousiast. Een solist werd een keer ziek en er werd aan het orkest gevraagd wie hem wilde vervangen. Het hele orkest, dat wil zeggen alle violisten, stond op. Als je hier vroeger viool speelde riepen ze ’wat een verbeelding!’ Daar speelden ze huis-aan-huis viool.”
Gijs Karten en zijn vrouw hebben intens genoten van hun lange verblijf in Palestina. ”Je was in Tel Aviv overal bekend. Mensen groetten je op straat. Bij een arts, in een volle wachtkamer, werd ik een keer voor mijn beurt met veel aplomb binnengehaald. En hij heeft geen cent gerekend. Die mensen waren ook ons publiek. En dan kom je terug in Nederland en ben je weer Jan de Muzikant…

In onze tijd kwamen arabieren met manden sinaasappels aan de deur. Jaffa was toen een échte arabische stad nu is het een onderdeel van Tel Aviv. Heel gewoon was het ook dat we in de Egyptische steden Cairo en Alexandrië speelden, of in Beiroet in Libanon.”

”Wij reden naar die plaatsen in gepantseerde autobussen. Naar Egypte gingen wij met de trein. Mijn eerste soloconcerten met het orkest waren ook in Egypte.”

Het dikke plakboek van Gijs Karten getuigt hiervan in overvloed. Programma’s en affiches, met zijn naam in het Engels en Hebreeuws.


Er is zelfs een stuk voor klarinet en orkest van Israels nestor Paul Ben-Chaim aan hem opgedragen.
”Ik heb me nergens zo thuis gevoeld als daar”, zegt Gijs Karten. ”Het sociale leven was heel anders dan hier. Je had daar de Jemenieten, joden uit Jemen, die je in de winter voor een cent op hun rug droegen over de overal liggende plassen.
We spraken dagelijks met elkaar af in Café Frack om ’s middags koffie te drinken. We gaven overal huis-concerten, bijvoorbeeld bij een orthoopedist die als hobby piano speelde. Of thuis bij de Nederlandse consul in Jerusalem.
Ik zal nooit vergeten dat we denegende symphonie van Beethoven in een openlucht-bioscoop speelden. En met Charles Münch een keer in een andere bioscoop waar het dak open ging en je door de muziek heen de vogels hoorde.
In Haifa traden we op mt violiste Ida Haendel en ineens hoorden we een enorme knal: de olieopslagtanks in de buurt werden opgeblazen.

Op vrijdagavond hadden we vrij. Dan speelde ik dansmuziek in Café-hotel Kaete Dan op de boulevard langs de zee. En als we een maand vakantie hadden, speelde ik met datzelfde bandje in Libanon, de Csardas van Monti op saxofoon.
Die tijd, onvergetelijk. Ik herinner me dat ik later, terug in Nederland, een solo-concert in het Concertgebouw moest geven.
Ik was vreselijk gespannen. Ineens komt Salomon Engelsman binnen. Hij speelde met mij destijds in het Palestine Orchestra. Toen ik hem zag werd ik weer rustig, niet te geloven. Een collega van vroeger…”